WE-300: Wijzen

Eergisteren bedacht ik me dat ik nog niet had gekeken wat het woord is dat Plato deze maand heeft verzonnen om een (fictief) stukje van precies 300 woorden over te schrijven. Het blijkt het woord ‘wijzen’ te zijn. Ik moest er even over nadenken welke insteek ik zou nemen, maar dit is hem geworden. Niet m’n beste vind ik zelf, maar er staat tenminste weer iets:

Het was warm buiten, een beetje benauwd zelfs, temperaturen die hij alleen associeerde met de plaatsen waar hij in de afgelopen weken was geweest en niet met ‘thuis’. Blijkbaar was het gematigd zeeklimaat van het noordwesten van Europa inmiddels min of meer tropisch geworden in de zomermaanden. Afijn. Het was onbelangrijk.
Want hij verlangde.
Al die tijd die hij had doorgebracht met mensen die de dingen beter wisten dan hij, mensen die de dingen beter begrepen dan hij, maar nu hij weer hier was maakte het uiteindelijk toch geen enkel verschil. Hij wilde het toch. Hij was er nu toch naar op zoek. Het maakte niet uit wat hij in de afgelopen weken had geleerd, waar hij in de afgelopen weken over had gepraat met mensen. Het maakte niet uit dat hij een uitgebreid programma had opgesteld in de afkickkliniek waar hij was geweest. Het maakte geen verschil dat hij uitgebreid had gesproken over de dingen die hij niet meer moest en zou doen wanneer hij weer gewoon thuis was, zodat hij niet zou terugvallen in zijn gewoontes. Het was zelfs helemaal niet van enig belang dat hij het nummer van zijn dealer niet meer had en niet meer wist.
Het enige wat hij hoefde te doen, was hier naar binnen lopen, in deze bar – en het deed er zelfs niet toe in welke bar hij naar binnen zou lopen. Deze, waar hij voorheen altijd kwam, of een andere, al was het aan de andere kant van de stad, al zaten er acht of negen miljoen mensen tussen deze plek en een andere.
Hij hoefde maar naar binnen te lopen en om zich heen te kijken, en er zou iemand zijn die wist wat hij zocht en hem in de juiste richting zou sturen om te krijgen wat hij wilde.

Geplaatst in Milo Morris, Random writings, Schrijfsels, Word Exact 300 | Tags: , , , , , | 10 reacties

WE-300: Herinneringen

Natuurlijk heb ik alweer wat edities aan me voorbij laten gaan, met mijn voornemen om weer meer te schrijven en het onvermijdelijk uitblijven van het vervolg (daadwerkelijk schrijven). Maar het is nooit te laat voor een nieuwe start, of een nieuwe poging. Vandaar nu een nieuwe Word Exact-300: een stuk van precies 300 woorden rondom een woord dat elke maand wordt uitgekozen door Plato.

Het woord van deze maand is ‘herinneringen‘. Ik had bijna een niet-fictief stuk geschreven. Maar dat begon al pijn te doen voordat ik was begonnen. Dus toch maar weer fictie. Waar natuurlijk ook altijd een stukje van de ziel van de schrijver in zit… Afijn, komt ie:

Als hij uit het raam keek zag hij vooral een soort woestijn en het zou zomaar heel mooi kunnen zijn, zo met de bijna achter de horizon verdwenen zon en de oranje, haast glanzende accenten op de glooiingen in het zand en de paarse schaduwen daarachter. Sereen. Stil. Prachtig als je niet wist wat er was geweest.
Pasgeleden, of tenminste, het voelde als pasgeleden, was alles anders. Het was groen. Er waren bomen, zo veel bomen dat je die verrotte horizon niet eens kon zien. Dat je helemaal niet kon genieten van het moment dat de laatste stralen van de zon nog over de kim piepten omdat de bomen je dat zicht ontnamen.
Weelderig, noemden ze het hier voorheen.
Logisch.
Tragisch.
Hij had van Aaron gehouden, zielsveel, maar dat besefte hij pas nadat Aaron hem verliet. Nadat ze elkaar al maanden, al jaren, onnoemelijk zeer hadden gedaan. Nadat ze elkaar het leven zuurder dan zuur hadden gemaakt, nadat ze elkaar bijna het graf in hadden geholpen. Nadat hij bijna gek was geworden door alles wat Aaron deed en niet deed en Aaron hem ervan beschuldigde hetzelfde te hebben gedaan.
Pas na alles, na alles wat er was gebeurd, pas nadat Aaron een gigantisch gat in zijn leven had achtergelaten en hij in dat gat had gekeken en duizelig was geworden van de diepte waarin hij staarde, pas toen had hij beseft hoe verschrikkelijk veel hij van Aaron gehouden had. En hoe erg hij hem miste. Hoe erg hij hem terug wilde. Hoe erg hij wilde schreeuwen van boosheid en verdriet en angst.
Niet dat hij dat deed. Niets van dat alles. Want het was een leugen. Natuurlijk was het een leugen. Alles wat hij had gedacht en gedaan was een leugen.
Koud.
Hij had het koud.
Het liet hem koud.

Geplaatst in Random writings, Schrijfsels, Word Exact 300 | Tags: , , , , , | 19 reacties

Manifesteren

Al vele jaren denk ik na over wat spiritualiteit inhoudt en wat je ermee zou willen of kunnen bereiken. Want een belangrijke reden dat mensen zeggen spiritueel te zijn of het te willen worden is precies dat: ze hebben er een doel mee voor ogen. Helaas gaat het dan ook wel eens om heel obligate dingen, zoals rijk en/of succesvol worden – even in het midden gelaten wat de definitie van rijk of succesvol dan daadwerkelijk is.

Op het moment dat mensen gaan bidden, mediteren of god/goden/het universum op een andere manier gaan aanroepen, willen ze in sommige gevallen jammer genoeg vooral meer geld en/of meer aanzien. Dé manier om dat te doen, volgens allerlei goeroes, is ‘manifesteren’: je voorstellen dat wat je wenst al waar is, en dan gebeurt het vanzelf.

In de meeste gevallen hebben die sceptici gelijk. Je kunt niet zomaar alles bij elkaar wensen, je krijgt geen miljoenen euro’s in je schoot geworpen als je dat maar hard genoeg wilt. Je krijgt simpelweg niet altijd wat je wilt (en dat is maar goed ook).

Vooropgesteld: ik geloof er heilig in dat je wel degelijk dingen kunt manifesteren. Maar dingen manifesteren in je leven heeft er niks mee te maken dat je (bijvoorbeeld) gewoon maar heel erg hard moet geloven dat je binnen afzienbare tijd een fortuin zult vergaren. Want als er één absolute waarheid is, dan is het deze: geld maakt niet gelukkig. En bij manifesteren gaat het juist om wat je gelukkig kan maken (wat dus bijna nooit iets is als “twintig miljoen euro”).

Vraag ik wel eens om iets bij het Universum? Jazeker doe ik dat. Constant zelfs. Maar ik vraag nooit (meer 😊) om de hoofdprijs in de Staatsloterij, of een glansrijke carrière die me veel roem en bekendheid oplevert.

Wat dan wel? Wat men noemt ‘simpele dingen’. Parkeerplaatsen op plekken waar het altijd druk is, bijvoorbeeld. En reken maar dat ik echt altijd, maar dan ook altijd kan parkeren op de plaats waar ik wil parkeren. (En die ene keer dat het niet lukte en moest parkeren op een plek in de buurt waar je gewoonlijk moet betalen, bleek parkeren daar precies op die dag gratis te zijn.)

Nee, je krijgt niet altijd wat je wilt. Maar je of je nou bewust manifesteert of niet, je krijgt in de meeste gevallen wel precies wat je nodig hebt.

Geplaatst in Filosofie, Inspiratie, Persoonlijk | Tags: , , , , , | 7 reacties

WE-300: Belasten

Op de valreep van maart schreef ik toch nog een stuk in het kader van Word Exact 300. Deze maand kwam Plato op de proppen met het woord ‘belasten’. Moest ik even op broeden. Maar hier is ie dan. De opdracht vind je hier, mijn invulling hieronder:

Ik mag er nog niet op gaan staan van de dokter. Op mijn linkerbeen. De dokter vindt dat ik eerst een hele tijd met krukken moet lopen, moet revalideren en dat soort dingen. Wat een geëikel. Dat gaat eeuwig duren, zei ik tegen hem, en hij zei, tja, dat duurt het nou eenmaal als je je enkel op twee plaatsen hebt gebroken.
Pijn deed het, ongelofelijk. En het blijkt dus ook dat je helemaal geen meters van een trap af hoeft te lazeren om iets te breken. Gewoon van een keukentrapje af stappen is meer dan voldoende. Ik heb nog één klok in de woonkamer die ik handmatig vooruit moet zetten als het zomertijd wordt, de klok boven de deur naar de gang. Drie treetjes heeft dat verdomde keukentrapje. En ik hoefde godbetert alleen nog maar van het alleronderste treetje af te stappen.
Kraak.
Godallemachtig, wat deed dat pijn. Maar als je alleen woont is er niemand die je eventjes naar het ziekenhuis brengt. Zelf rijden dan maar. Ik heb bijna zitten janken in die auto, het was verschrikkelijk, een helletocht. Toen ik uitstapte ben ik verdomme ook nog flauwgevallen. Ik voelde me zo’n kneusje toen ik bijkwam. Moest ik ook nog kotsen van de pijn. Veel vernederender wordt het haast niet.
Ja man, natuurlijk doet het nu ook nog pijn. Maar dat ik er niet op mag staan? Donder op. Ze hebben me niet eens ingegipst, dan moet ik er toch ook wat mee kunnen? Bovendien, wie gaat er anders een flesje wijn voor me halen in de kelder? Ja, je moet je pijnstillers toch ergens mee wegspoelen en water vind ik gewoon niet te zuipen.
Pff. Oké. Zestien treden. Moet kunnen. Ik kan me goed vasthouden aan de leuning, toch. Kom op, ik ben toch zeker geen mietje?

Geplaatst in Random writings, Schrijfsels, Word Exact 300, Write on Wednesday | Tags: , , , , , | 10 reacties

Stiekem Gedanst

Weet je welk liedje ik niet meer kan horen zonder te moeten huilen? Stiekem Gedanst van Toontje Lager. Het doet me denken aan mijn moeder en serieus, ik hou het tot dusverre geen enkele keer dat ik het hoor droog.

Het was geen expliciet favoriete plaat van mama, Stiekem Gedanst. Ze vond het wel een leuk liedje, daar niet van. Het is ook een leuk liedje (ja, nog steeds). En het was ook geen liedje dat voorbij kwam op de uitvaart, of op de dag dat ze overleed.

Het liedje herinnert me elke keer levendig aan de laatste keer dat mijn ouders allebei in de woonkamer zaten terwijl ik binnenkwam. En vooral aan mijn toen al zo tere, verzwakte moeder.

Mijn vader moest naar één of andere plichtpleging bij de lokale voetbalclub, maar het ging toen heel slecht met mijn moeder en mijn vader had gevraagd of ik die zaterdag tijd had om haar gezelschap te houden, tot hij weer thuis was.

Op die zaterdagmiddag in oktober, nu bijna anderhalf jaar geleden, kwam ik met mijn eigen sleutel binnen in het appartement waar mijn ouders iets van twee weken eerder in waren getrokken. Mijn moeder wilde helemaal niet verhuizen, maar ze kon de trap in hun huis niet meer op en mijn vader had er een punt van gemaakt zo snel mogelijk in een woning te trekken waar ze helemaal geen trappen meer op hoefde.

Afijn, ik kwam binnen in het appartement, en de zon scheen buiten, en mijn vader zat aan zijn bureau aan de computer, en mijn moeder zat daarnaast, op een stoel in de zon bij de balkondeur. En het liedje Stiekem Gedanst van Toontje Lager was net begonnen op de radio toen ik binnenkwam. Erik Mesie zong: “Drie uur ’s nachts, zeven januari…” En mijn moeder, die hield van zingen en die altijd meezong met elk liedje waar ze de tekst ook maar half van kende, zong zachtjes mee: “Zeven januari…”

Alleen die twee woorden.

Met een zo broze stem. Een stem die eigenlijk helemaal niet meer kon zingen.

De stem van mijn moeder, die vijf dagen later dood zou gaan.

Uiteraard wist ik op dat moment niet dat ze de dag erna alweer in het ziekenhuis zou liggen, en dat we de dinsdag daarna definitief afscheid van elkaar zouden nemen voordat ze in slaap gebracht zou worden. Maar op dat moment, toen ik de woonkamer binnenliep en toen mama die woorden zong, “zeven januari…”, met die breekbare stem waar alle kracht uit verdwenen was, toen kerfde zich een herinnering in mijn hoofd die elke keer als ik dat liedje hoor weer terugkomt.

Mijn moeder. Op die stoel in de zon bij de balkondeur. Dat liedje op de radio en haar stem, uit een lijf dat zo goed als op was, haar zwakke, zachte stem die de woorden zong: “Zeven januari…”

Vanmiddag was het op de radio, Stiekem Gedanst van Toontje Lager. En weer liepen de tranen over mijn wangen. Want die herinnering aan mijn moeder, die verschrikkelijk pijnlijke maar stiekem toch zo dierbare herinnering aan mijn moeder, schuurt bij het horen van dat liedje elke keer door mijn ziel. En dat zal hij waarschijnlijk voor altijd blijven doen.

Geplaatst in Lief dagboek, Persoonlijk, Random writings, Schrijfsels | Tags: , , , | 4 reacties

WE-300: Verplichting

Na enige tijd stilte van zijn kant dook mijn vriend Plato weer op. Los van dat ik opgelucht en blij ben om weer van hem te horen, blies hij tot mijn vreugde ook een oude traditie nieuw leven in: de WE-300 (Word Exact 300).

Het idee daarachter: elke maand geeft Plato een woord dat als onderwerp dient, waarop ieder die zich geroepen voelt uitgenodigd wordt daar een fictief stukje over te schrijven van precies 300 woorden. Het woord uit de opdracht mag niet in het stukje worden gebruikt.

De opdracht van februari 2023 vind je hier. Het woord: verplichting. Daar gaan we. Schrik niet. 🙂

“Rozen ruiken nergens naar,” zei ze. Het was twee dagen na Valentijnsdag en we zaten ergens te eten, nog ter ere van die dag twee dagen geleden, omdat zij daarop had gestaan.
Ik deed me moeite geen minachtend geluid te laten horen en keek alleen heel even op naar haar gezicht, maar ze was druk bezig iets te snijden dat op haar bord lag. “Hm,” deed ik, veinzend dat het me iets interesseerde wat ze had gezegd.
“Dus als je mensen hartstochtelijk aan een roos ziet ruiken, dan is dat totaal voor niks.”
“Hm.”
“Maar toch bedankt voor je boeket, eergisteren. Dat was toch wel lief.”
Ik stopte een hele artisjok in mijn mond om niets terug te hoeven zeggen, want alles wat ik wilde zeggen was verschrikkelijk. Toen ik weer opkeek naar haar bleek ze naar me te glimlachen en ik probeerde een glimlach terug te geven, maar het enige wat ik kon produceren met mijn mond vol groente was een vreemd soort grimas.
Ik betaalde de rekening. “Nee,” zei ik, alsof mijn tafelgenote ook maar min of meer had gefaket zelf een creditcard te trekken, “deze is van mij.” Net zoals die dertig rozen met de doorns er nog aan.
“Had jij nou geen steakmes gekregen?” vroeg ze toen we buiten naar de tussen de bomen gelegen parkeerplaats liepen. En nog voordat ik iets terug kon zeggen: “Nou ja, de steak was ook niet te eten. En hoe achterhaald is het eigenlijk dat een hoofdgerecht bestaat uit steak?”
“Ja,” zei ik. “Raar.” En zonder omhaal stak ik het steakmes in haar onderbuik. Ze schreeuwde pas op het moment dat ik het mes naar boven trok, haar darmen en pens in één vloeiende beweging openscheurend tot aan haar middenrif.
Zo. Dat hoefde in ieder geval volgend jaar niet meer.

Geplaatst in Random writings, Schrijfsels, Word Exact 300 | Tags: , , , | 12 reacties

Een stukje uit een oud schrijfsel…

… omdat ik er zelf een beetje om moest gniffelen.

Jay keek om welke barkeeper Nic bedoelde en grijnsde toen hij het zag; het was die gast die niemand uit kon staan. “Ja,” zei hij. “Volgende keer dat je hem moet hebben moet je hem met zijn echte naam roepen, Noel. Gaat hij helemaal van uit zijn dak.”
“Hoezo?” vroeg Nic.
“Hij wil dat iedereen hem The Juice noemt. Zijn artiestennaam.”
Nic lachte luid snuivend.
Jay keek weer even naar ‘The Juice’ en zei, opnieuw grijnzend: “Dus wij noemen hem Grapefruit.”
“Daar kan ik mee leven,” zei Nic. Hij draaide zich weer om naar de bar en riep in de richting van de barkeeper: “Schiet es op met mijn bier, Grapefruit!”
Jay schoot in de lach.
De barkeeper maakte zich zo groot als hij kon, tapte zo nonchalant mogelijk een glas bier dat hij vervolgens als een amateur liet vallen, op zo’n manier dat hij zichzelf een nat pak bezorgde, vloekte zo hartgrondig dat zelfs de mensen achterin de zaal het gehoord moesten hebben en zette uiteindelijk met een woedend gebaar een versgetapt vol glas voor Nic op de bar. “Proost, klojo,” beet hij Nic toe.
“Dankjewel,” zei Nic droog. Hij pakte zijn glas en wendde zich weer tot Jay. “Wauw. Jullie zouden hem Tomaat moeten noemen. Ik heb nog nooit iemand zo rood zien worden, en dan heb ik toch veel mensen rood zien worden in mijn tijd.”

Dit verhaal telt enige tientallen pagina’s, maar het is verre van af (en het gaat ook nooit meer af komen ben ik bang). Wat heb ik een hoop dingen geschreven die niet af zijn, zeg… je zou er moedeloos van worden.

Geplaatst in Uncategorized | 3 reacties

Mijn schrijfdroom… en waarom het natuurlijk niet kan

O, om schrijver te kunnen zijn! Fulltime, elke dag, wanneer ik er zin in heb, schrijven. En daar dan ook nog veel geld en dito waardering mee verdienen (niet expres in die volgorde)!

Jaren geleden zat ik bij mijn ex-werkgever in één of ander seminar en de vraag werd gesteld wat je zou doen als geld er helemaal niet toe deed. En het allereerste wat me na zo’n vraag te binnen schiet is: schrijven. Verhalen, ervaringen, stukjes, columns, blogs. Schrijven, schrijven, schrijven. Over alles wat me inspireert – wat op een goede dag echt alles kan zijn, van een zonnestraal op de druivenstruik in mijn achtertuintje tot de manier waarop mijn kat ligt te slapen of een losse zin die ik iemand hoor uitspreken in het voorbijgaan.

In mijn schrijfdromen schrijf ik mijn roman af, en nog wel eentje. Ze worden uitgegeven en mensen zijn er gek op. Er komt een 2e druk, en een derde, en… Misschien worden ze wel verfilmd (ik heb de hoofdrolspelers voor twee verhalen waar ik aan schrijf al uitgezocht!).

Ja natuurlijk word ik daar financieel onafhankelijk van. Uitgevers bieden mij geld aan om boeken te schrijven, want ik schrijf immers dingen die door miljoenen mensen worden gelezen. Dingen die mensen keer op keer weer opnieuw willen lezen. Dingen waarover mensen willen dat ik kom praten. Dingen die mensen interessant genoeg vinden om er meer over te willen weten.

In mijn schrijfdroom schrijf ik romans die in meer dan 15 talen worden uitgebracht, en blogs en verhalen, dingen die overal ter wereld worden gelezen. Ik hou me alleen nog maar bezig met dingen die ik fijn en inspirerend vind, en dat zijn dan ook de enige dingen die ik hoef te doen in mijn leven. Het idee alleen al zorgt ervoor dat ik me warm en veilig voel, geborgen in alles wat ik geweldig vind om te doen.

Maar dan. Dan bedenk ik dat het allemaal niet kan. Want als je één ding altijd hoort, dan is het dat er met schrijven geen droog brood te verdienen valt. Dat je sowieso altijd tegen afwijzingen aanloopt als je een roman probeert te slijten aan een uitgever. En aangezien afwijzing mijn allergrootste pijnpunt is, probeer ik niet eens mijn synopsis aan te bieden aan wie dan ook.

Daarnaast brengt het toch niks op als een uitgever dan uiteindelijk toch besluit je te publiceren. Bovendien worden er zo veel boeken uitgebracht dat het onmogelijk is op te vallen als beginnende auteur. Als je honderd boeken verkoopt, mag je blij zijn, hoor je wel eens. Dat wil zeggen, áls je er zelfs ooit honderd verkoopt…

Daarnaast zijn mijn verhalen helemaal niet zo origineel, toch? Op een enkeling na (en dat is meestal een vriend of kennis) zit er helemaal niemand op mijn schrijfsels te wachten.

Je kunt niet rondkomen van een leven als schrijver of auteur. Dat zeggen schrijvers over het algemeen zelf ook. Ze moeten er allerlei dingen naast doen om rond te blijven komen en soms is het echt spannend of ze de eindjes wel aan elkaar kunnen knopen.

Een voorschot voor het schrijven van een boek, zei je? Ha, ik zou wel willen. Maar zoals ik al zei, wie zit er op mijn schrijfsels te wachten? En waarom zou een uitgever mij, op wiens verhalen dus niemand zit te wachten, voldoende geld geven om bijvoorbeeld een jaar lang niets anders te doen dan een boek schrijven?

Het kan niet, een leven als schrijver. Ik kan mijn verhalen opschrijven voor mezelf en voor een select aantal mensen dat misschien mijn blog leest, maar daar houdt het dan ook mee op. Tegenwoordig is iedereen schrijver. Hoewel ik best leuk kan schrijven zo op z’n tijd, zo bijzonder ben ik helemaal niet. Ik heb op z’n hoogst prachtige dromen over hoe mooi mijn leven als schrijver zou kunnen zijn.

Geplaatst in Dromen, Lief dagboek, Persoonlijk | Tags: , , , , , , | 3 reacties

Zweefteef

De laatste tijd denk ik veel na. Dat is niet zo vreemd; ik denk altijd veel na. Een vriend vroeg een tijdje geleden of het niet vermoeiend is zo veel na te denken, maar gewoonlijk merk ik het niet zo. Dus dat ik me er bewust van ben dat ik nadenk, dat is opvallend. Waar ik dan de laatste tijd denk ik veel over nadenk? Wel, over mijn onderneming en waar die voor staat. Waar ík voor sta.

Pic van Ksenia Yakovleva op Unsplash

Ik noem mezelf ‘personal & business coach’, en tot dusverre vond ik wel dat dat klopte. Immers, als je op mijn site kijkt, dan zie je een kopje ‘persoonlijke dienstverlening’ en een kopje ‘zakelijke dienstverlening’, met daaronder verschillende manieren waarop je door mij gecoacht kunt worden, dan wel dat ik trainingen klachten behandelen en klachtenmanagement aanbied, evenals trainingen om je personeel beter te laten luisteren naar je klanten. En ik heb een boek geschreven over hoe je je medewerkers tevreden maakt en houdt. Heel instrumenteel allemaal.

Maar ik loop eigenlijk helemaal niet warm voor ‘instrumenteel’. Niet verrassend dus dat het verkopen van mijn coaching en trainingen heel erg voelt als keihard (vervelend!) werken, en ook niet verrassend derhalve dat ik veel nadenk over waar mijn onderneming en ik voor staan. Want ik ben op zoek naar iets anders. Iets totaal anders – want totaal niet instrumenteel.

Alweer bijna tien jaar geleden, tijdens één of ander traject bij mijn toenmalige werkgever, schreef ik op wat ik eigenlijk wilde. De exacte woorden waren (ik heb het bewaard dus ik kan letterlijk quoten): “Magie weer ‘gewoon’ & beschikbaar maken; Mensen verbinden met zichzelf/elkaar/het universum.”

Ik heb allerlei dingen gedaan in mijn leven tot nu toen, aan opleidingen en cursussen en van alles ben ik wijzer geworden. Ik ben een coach en een trainer en een toegepast psycholoog. Dat kan ik ook allemaal goed. Maar het is niet mijn missie. Mijn missie is wat ik iets van tien jaar geleden al opschreef: het normaal en gangbaar maken van wat in deze tijd wordt gezien als zweverig, het geaccepteerd maken van dingen die niet grijpbaar zijn maar wel keihard bestaan (maar waar mensen niet op durven te vertrouwen omdat de wetenschap ze niet kan bewijzen).

Typisch genoeg begon ik juist vanwege mijn missie een zelfstandige onderneming – omdat ik mijn missie in ‘gewoon’ werk, op een kantoor, in een functie als manager van iets, niet goed kwijt kan. Omdat ik op zoek wilde gaan naar een bij mij passende aanpak om invulling te geven aan mijn missie en op die manier anderen te verbinden met hun gevoel, intuïtie en eigen innerlijke wijsheid. Zodat mensen meer begrip krijgen voor zichzelf, maar ook voor anderen. Zodat mensen meer verbondenheid voelen – iets wat keihard nodig is in deze tijd. Om daar vervolgens met diezelfde zelfstandige onderneming… helemaal niets mee te doen.

En daar denk ik de laatste tijd veel over na. Allereerst over of ik nou gehoor moet geven aan mijn missie, maar het antwoord op die vraag is simpel: ja. Het speelt niet voor niks al zo lang voor mij. Bovendien werd het me van de week, tijdens een coachgesprek dat ik zelf had, hartstikke duidelijk dat ik het als een roeping voel om het zweverige aards te maken, het ongrijpbare meer grijpbaar (of in ieder geval voelbaar) en zelfs: het paranormale normaal.

De vraag is nu hóé ik dat ga doen. Daar gaat nog een hoop denkwerk in zitten. En vooral een hoop ‘voelwerk’, natuurlijk.

Een begin is er in ieder geval: deze blog. En ook dit: lieve mensen, als jullie tips of ideeën hebben voor me, of als jullie iets willen delen, en ook als jullie vragen hebben of meer willen weten: mijn mailbox staat open. Het adres is universe@jackles.com.

Veel liefs. Of zoals je misschien meer verwacht van een (net uit de toverketel gekropen) ‘zweefteef’: namasté. 😉

Geplaatst in Filosofie, Inspiratie, Persoonlijk | Tags: , , , , | 3 reacties

Afgewezen

Gisteren werd ik afgewezen voor een klus. Nou is afwijzing iets waar iedereen mee te maken heeft, maar laat me je meteen vertellen dat ik het altijd moeilijk heb gehad met afwijzing. Afwijzing en ik zijn geen dikke vrienden, onze relatie is ingewikkeld. Afwijzing, wat op dagelijkse basis plaatsvindt in alle levens van alle mensen op deze wereld, is iets wat ik me altijd persoonlijk heb aangetrokken.

Hoewel afwijzing meestal een kwestie is van wat de ander denkt te zien in of aan jou wat niet matcht met haar- of hemzelf, is het denk ik eigenlijk ook logisch dat het persoonlijk voelt. Al was het alleen maar omdat je om zult moeten gaan met de consequentie van die afwijzing, zoals dat jouw idee niet wordt uitgevoerd, je een gebroken hart oploopt omdat iemand geen relatie met je wil, of, in dit geval voor mij, dat je een project niet af kunt ronden en je ook het geld dat eraan verbonden is niet krijgt.

Een afwijzing is ook niet iets wat je zomaar aan de kant moet schuiven alsof het niet gebeurd is. Een afwijzing moet verwerkt worden. Dus deed ik gisteren niet één, maar een stuk of vier, vijf stappen achteruit, dronk ik een dubbele espresso in de zon, belde ik een uur met mijn vader en ging ik op bezoek bij mijn beste vriend. En ik deelde mijn teleurstelling met mijn zus en zwager en een vriendin die mij in eerste instantie bij de betreffende organisatie had aangeraden.

Uiteindelijk voelde het allemaal beter.

Die avond kwam ik op Instagram een story tegen met een wijze tekst over afwijzing. Er stond zoiets als dat afwijzing nooit aan jou ligt, maar altijd aan (de perceptie van) de ander. Van dat soort quotes blijken er legio te zijn trouwens: toen ik zojuist op internet ging zoeken kwam ik de meest cringeworthy quotes aller tijden tegen over dat je afwijzing niet te persoonlijk op moet nemen. Een kern van waarheid zit er natuurlijk wel in: op het moment dat ik werd gewezen voor die klus, wees die organisatie in wezen alleen een situatie af die voor hen niet werkt.

Maar ik keek van een afstandje weer terug op mijn afwijzing van die morgen en concludeerde: zo voelde het niet. Toelichting.

Vorige week sprak ik de dames in kwestie iets van een half uur en wat ze na die korte tijd over mij te melden hadden was dat ik te aanwezig en te overheersend ben, dat ik te weinig gevoel aan de dag legde, geen diepgang had, weinig interesse leek te hebben in de organisatie en te weinig voor hun vakgebied specifieke ervaring mee zou nemen. Ik weet het, dat is allemaal buitenkant en heeft weinig te maken met de persoon die ik echt ben. Sterker, ik kreeg van een vriendin terug dat zij mij helemaal niet herkent in wat de dames in deze organisatie over mij hadden gezegd.

Het belangrijkste punt bleek: “Het klikte al niet vanaf het moment dat je binnenkwam.” En daar kan ik niets, maar dan ook niets op afdingen. Dit is ook meteen het punt waar ik persoonlijk het minst aan kan doen en waar ik me dus persoonlijk ook het minst van aan zou moeten trekken.

De grap is, dit is precies waarom ik een moeilijke relatie heb met afwijzing: ik wil gewoon altijd aardig gevonden worden. Daar heb ik jarenlang uit en te na met een therapeut over gesproken en inmiddels kan ik daar beter mee omgaan, maar als ik word afgewezen op dingen die ik van de buitenkant nou eenmaal ben (aanwezig, lawaaierig, groot, praatgraag, aanrakerig, om er een paar te noemen), of het feit dat “het niet klikt”, dan vind ik dat altijd, al-tijd verschrikkelijk. En een stemmetje in mij zegt vervolgens: “Zie je wel, je bent niet leuk genoeg.” Wat tot gevolg heeft dat ik me als persoonlijkheid en als mens minderwaardig voel na een afwijzing.

Nee, daar kunnen de dames in kwestie en de betreffende organisatie niks aan doen natuurlijk. En als het niet klikt, dan klikt het niet. Dan moet je ook niet willen samenwerken, dat besef ik ook wel, want het drama dat daaruit kan komen is veel pijnlijker dan welke afwijzing van tevoren dan ook. Maar dat is rationeel. Ergens diep in mij zit een klein meisje dat gewoon leuk gevonden wil worden. En een afwijzing, op welk vlak dan ook, voelt voor haar als een persoonlijke aanval. En dan is het mijn taak om haar te troosten. En haar elke keer weer op het hart te drukken dat het gewoon niet werkte, en dat dat niet aan haar ligt. Zij is nou eenmaal wie ze is, en dat is goed, ook wanneer andere mensen daar niet mee om kunnen of willen gaan.

Geplaatst in Lief dagboek, Persoonlijk | 1 reactie