LXIII. Luisteren

pianokeys“En nu?” Jesse.
“Als we stil staan kammen we eerst zijn bagage uit.” Fletcher.
“Fletch, kom op.” Rick.
“Als jullie het niet doen, doe ik het alleen.”
“Ik had beter moeten kijken. Ik wist dat er wat mis was.”
“Geef jezelf de schuld niet. We hadden niet weg moeten gaan toen hij eergistermorgen zo naar de klote mijn kantoor binnen liep.” Even stilte. “Ik had hem linea recta naar die kliniek terug moeten brengen.”
“Dat had hij geweigerd.”
Weer stilte.
“Hoorde je wat hij zei?”
“Wanneer?”
“Toen hij op de grond lag.”
“Niet doen?”
“Niet doen, pap.”
“Zei hij dat?”
“Ja.”
“Holy shit.”
Er werd een blikje opengetrokken. En nog eentje.
“Hij is echt helemaal kapot.”
“Na die vrouw in de Meet & Greet.”
“Ik had geen idee dat hij daar zo mee zat.”
“Man.” Fletcher. “Ik wist niet eens dat zijn pa zelfmoord had gepleegd. Daar wilde jij het niet met mij over hebben, weet je nog? Als hij het wil, vertelt hij het zelf wel.” Een snuif. “Yeah, right.”
Weer even stilte.
“Christus, ik wou dat ik wist hoe ik hem kon helpen.”
“Hij is een junkie, je kunt hem niet helpen.”
“Fletcher, verdomme man.”
“Ik weet dat je gek op hem bent alsof hij je zoon is Rick, maar je moet ook realistisch zijn. Als hij wordt geraakt, door wat dan ook, dan grijpt hij naar drugs. Dat zal hij altijd blijven doen.”
“Daar geloof ik niet in.”
“Eens een junk, altijd een junk.”
“Hé,” Tom, “als jij het allemaal zo goed weet, waarom ben je dan met Milo gaan werken?”
Geen antwoord. Uiteindelijk, Fletcher weer: “Hij is gewoon zo verdomd goed. Als muzikant, als componist.” En na een hele lange stilte, zachter: “Ik heb een belachelijke zwak voor hem, oké.”
“Laten we hem dan vooral niet bij het oud vuil dumpen nu hij het moeilijk heeft. Maar hem proberen te helpen.” Tom.
“Ik wist niet dat hij… Jezus ik wou dat ik beter op had gelet.”
“Kappen nou Jesse.” Even stilte. “Weet één van jullie of hij zijn therapeut nog ziet?”
“Volgens mij wel.”
“Staat haar nummer niet in zijn telefoon?”
“Ik ga niet in zijn privézaken rommelen.”
“Dat zul je toch moeten doen, meneer de manager, als je het nummer van zijn dealer wilt wissen.”
“Ik kan je ook hier uit de bus flikkeren, Christian.”
“Doe maar. Wie speelt er dan keys morgen?”
“Wie weet spelen we helemaal niet morgen.”
“Kom op jongens, even niet oké?” Jesse.
“Slaapt hij?”
“Vast niet.” Rick.
“Dan ligt ie mee te luisteren.”
“Tja. Dat is dan maar zo.”
“Dan weet hij ook dat we niet tegen hem zijn.”
Weet je,” Fletcher, “dat maakt iemand die zo in de knoop zit als Morris geen zak uit. Die hoort alleen maar wat zijn kop bevestigd wil hebben.”
“Meneer de psycholoog.” Tom.
En bijna tegelijkertijd, Jesse: “Meneer de deskundige.”
“Hé, hé.” Rick.
Weer een lange stilte.
Toen, Fletcher: “Luister, ik wil hem ook helpen, hoor.”
Geen reacties.
“En morgen?”
“We kijken wel.”

Over Jackles

Filosoferende fantast.
Dit bericht werd geplaatst in Milo Morris, Random writings, Schrijfsels en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie